Stofwisseling
studiewijzer 5.2 (5 atheneum) domein D4
Antwoorden 1 1. Organische en anorganische stoffen
- -
- Voor overzichten van organische stoffen kan je kijken op Bioplek
koolhydraten (sacchariden)
Aminozuren en peptiden
Vetten
- -
- De structuurformule laat zien hoe de atomen van een molecuul aan elkaar vast zitten.
De molecuulformule geeft alleen het aantal verschillende atomen waaruit een molecuul bestaat.
- a. suikers
b. C (koolstof), H (waterstof) en O (zuurstof)
- glucose + fructose
beiden C6H12O6
- maltose (glucose+glucose) gesplitst door maltase
sucrose = sacharose (glucose +fructose) gesplitst door sacharase
- a.
zetmeel glycogeen cellulose chitine
b.
zetmeel reservevoedsel omdat het geen osmotische waarde heeft. glycogeen = dierlijk zetmeel
cellulose als bouwstof celwanden van planten
chitine huid van insecten
c.beiden zijn opgebouwd uit glucosemoleculen
d.
etmeel(=amylose) van glucose (of maltose) afgebroken door amylase celluse ook van glucose, maar een ander type (afgebroken door cellulase).
- cellulose uit de celwanden van planten
- glycogeen heeft vertakte ketens
- Koolstof (C), zuurstof (O), waterstof (H) en stikstof(N)
- soms zwavel (S)
- a.
verbinding tussen twee aminozuren
b.onder afsplitsing van water
- water
- Koolstof(C), waterstof(H) en zuurstof(O)
- glycerol
- Een lange keten van C-atomen waaraan H-atomen vast zitten, met aan het eind een zure groep.
- H+
- glycerol en 3 vetzuren. Door het vrij komen van de vetzuren wordt de oplossing zuurder
- In plaats van 3 vetzuren zit er aan glycerol een fosfaat (met daaraan een andere stof) + 2 vetzuren
- belangrijkste bouwsteen van celmembranen
- onverzadigd vetzuur bevat dubbele binding(en) tussen C atomen